Syndroom van Down



Syndroom van Down

Je lichaam bestaat uit allemaal cellen, in die cellen zitten kernen en in die kernen zitten chromosomen. Die chromosomen bevatten informatie over onze eigenschappen, bijvoorbeeld hoe groot je bent, of je blauwe of groene ogen hebt en of je een man of vrouw bent. Een kern bevat 46 chromosomen. Bij iemand met het syndroom van Down zijn er niet 46 maar 47 chromosomen. 

Kinderen worden met dit syndroom geboren. Ze zien er een beetje anders uit dan andere kinderen, hebben vaak lichamelijke problemen, ontwikkelen zich wat langzamer dan andere kinderen en leren gaat moeilijker. Ongeveer de helft van de kinderen met het syndroom van Down heeft ook hartproblemen. Vaak kunnen ze daar wel aan geopereerd worden. 

Als je broer of zus het syndroom van Down heeft, merk je dat hij/zij meer moeite heeft met leren. De ontwikkeling van je broer of zus verloopt langzamer dan bij jezelf. Verder merk je dat je broer of zus er wat opvallender en anders uitziet dan jijzelf en wat moeilijker praat. 

Iemand met het syndroom van Down is verstandelijk gehandicapt (zie ook Verstandelijke beperking). Dat betekent dat iemand een beperkte leerbaarheid (intelligentie) heeft. Ze ontwikkelen zich verstandelijk wat langzamer dan kinderen zonder syndroom van Down. Als er afwijkingen zijn, bijvoorbeeld een maagdarm- of hartprobleem, blijkt dat vaak snel na de geboorte en is een operatieve ingreep noodzakelijk. Kinderen met Down zijn ook vatbaarder voor infecties, allergieën en leukemie (een vorm van kanker). 

Als iemand het syndroom van Down heeft gaat dit niet meer over, iemand houdt dit zijn of haar hele leven. 

Meer weten?
Kijk ook eens op de volgende websites voor informatie, tips en filmpjes: